‘‘Vergeet niet wie je was toen je klein was’’

22 mei 2017 • Geert Bors • Nationale Onderwijsweek

De school kan een ontmoetingsplek zijn voor bevolkingsgroepen die naast elkaar en toch gescheiden van elkaar leven. Door de wereld de school binnen te brengen en met de klas de wereld in te gaan, kunnen leraren een gelijk speelveld creëren. De Japanse leraar Toshiro Kanamori uit de documentaire ‘De Japanse levensles’ vertelde vijf jaar geleden - bij zijn tiendaagse bezoek aan Nederland - hoe hij dat doet.

Wat is u het meest opgevallen in de afgelopen dagen, toen u verder kennisgemaakt heeft met het Nederlandse onderwijs?
“Een van de dingen die me zijn opgevallen, is de vrijheid die kinderen hebben. En hun mooie vragen. In de klas hadden ze de documentaire gezien en was een kind onder de indruk geraakt van hoe de klas tegen me ingaat, als ik besloten heb dat Yuto niet mee mag vlotvaren. Uiteindelijk ben ik het dan die het onderspit delft door de kracht van hun argumenten. Dit kind had daar een bijzondere vraag over, die me aansprak en ontroerde: “Wat moet ik doen om zo sterk te worden als de kinderen in die klas?” Van docenten krijg ik vaak vragen als “hoe moet ik het inplannen? Hoe maak ik hier tijd voor?” Kinderen kijken naar andere dingen. En stellen vervolgens veel sterkere vragen.”

Wat was het antwoord op de vraag van dat kind?
“Stel het je maar voor en denk je het maar in. Ik houd me in: je moet er je eigen gedachten over ontwikkelen.”

U hebt veel vragen gehad over het aanraken van de kinderen in uw klas. Wanneer doet u dat wel en wanneer niet?
“Japanse leerkrachten hebben meer dan Nederlandse een weerstand tegen omarmen. Ik denk dat het voor kinderen heel goed is om een beschermende arm om zich heen te krijgen wanneer dat nodig is. Het is belangrijk dat je kinderen laat voelen dat je er bent voor ze. Ik probeer kinderen heel veel met hun lijf te laten ervaren, bijvoorbeeld door de natuur in te gaan, door in de regen te gaan staan en in de plassen te springen. Een arm om iemand heen leggen is dus niets bijzonders. Onderwijs begint met elkaar zien, met elkaar aankijken. Ik start de dag met een high five, maar waar ik dan naar kijk is de gezichtsuitdrukking van ieder kind, om te weten hoe de vlag er die dag bijhangt.”

En als leraren zeggen geen tijd te hebben voor deze manier van in de klas staan?
“Tja, zeggen dat je geen tijd hebt, is een slechte smoes.”

U stelt uw ‘levenslessen’ centraal in uw klas en organiseert bijvoorbeeld dat een zwangere vrouw en een man zonder benen, die de marathon rolt, in uw klas komen om hun verhaal te delen. Waarom organiseert u deze ontmoetingen?
“Het maakt een groot verschil of je kinderen meeneemt en ze laat voelen of dat je ze dit uit een boekje leert. Je moet kinderen in directe aanraking met dit soort zaken brengen om het echt over te brengen. Daar komt veel ontroering, veel bewondering uit voort. Als leerkracht moet je moeite doen om die verwondering voor elkaar te krijgen. Daarom haal ik mensen naar de klas, zoals de man die beide benen verloren heeft. Hij komt helemaal uit Tokio om te vertellen hoe belangrijk het leven is. Zijn kunstbenen doet hij in de klas af en hij laat zich dan op de grond vallen. Tot schrik en verwondering van de kinderen. Maar als hij dan zegt: “Ik wil dat jullie me zien zoals ik ben”, komen de kinderen meteen met een heleboel vragen. Je hebt de kleine voorbeelden nodig om ook de grote dingen te kunnen doen.”

“Een jongen in mijn klas heeft ooit gezegd: “De meester is de catcher en wij zijn allemaal pitchers. Wij gooien ballen en u vangt ze allemaal op – het maakt niet uit of het een slecht gegooide bal is.” Dat heb ik opgevat als een belangrijke filosofische boodschap van een kind aan mij. Wanneer in een andere klas een ‘pitcher’ een kromme bal gooit, zegt de docent vaak: “Dat was geen goede bal”. Maar een goede docent vangt ballen met zijn hele lijf. Ook als het geen mooie ballen zijn, moet je ervan willen leren.”

Hoe kunnen leraren alle ballen vangen, als persoon, als kwaliteit?
“Je moet kunnen genieten van kwajongensstreken. Je moet dingen laten komen zoals ze komen. Mensen die altijd serieus bezig zijn worden ingehaald door de kinderen. Japanse leraren hebben over algemeen 30-40 kinderen in de klas. Allemaal verschillend. Met allemaal verschillende verwachtingen en karakters. Je moet genoeg ruimte hebben in jezelf om dat aan te kunnen, om daarmee om te kunnen gaan. De catcher moet zijn kinderen een voor een goed kunnen begrijpen. En natuurlijk moet je weten wat je ze wilt leren. Toch is dat nog niet genoeg. Kinderen kijken goed naar volwassenen. Ze kijken naar kleding, houding, gezichtsuitdrukking, maar vooral naar jouw manier van leven en leren. Ik wil kinderen leren vertrouwen dat de ballen die ze gooien opgevangen worden.”

U klinkt in alles overtuigd en overtuigend. Waar zit of zat uw grootste twijfel?
“Ik twijfel elke dag, maar al twijfelend ben ik het wél aan het doen. Ik vind het belangrijk om met andere mensen verbinding te maken en te leren van hun woorden, hun lichaamstaal, hun houding. Juist omdat ik twijfel. Trouwens, ik ken geen mensen die niet twijfelen. Het is goed om toch door te zetten, want hoe meer je wenst, hoe meer je krijgt. De kinderen zelf zijn ook een antwoord op vertwijfeling. Wat ik van ze geleerd heb, is dat je weliswaar niet veel mensen in je huis kunt onderbrengen, maar wel een boel mensen in je hart kunt laten wonen. Dat besef is tot me doorgedrongen door diep in mezelf en in mijn jeugd te graven. Je kunt wel zwangere vrouwen of een terminale patiënt in je klas uitnodigen, maar je moet ook weten hoe een kind daarvan kan leren. Heel veel mensen zouden zich geen raad weten, omdat ze zich onvoldoende kunnen inleven in de belevingswereld van kinderen. Vergeet niet wie je was toen je klein was. Ik denk dat je dit werk niet kunt doen als je volwassen wordt en niet meer weet hoe het was als kind.”

Tot slot: sommige mensen vertrouwen leraren niet, waardoor zij hun ‘levenslessen’ niet kunnen geven. Wat is volgens u de opdracht van de individuele leraar?
“Zonder vertrouwen is eigenlijk niets mogelijk. Wat je doet, hoeft niet per se door de overheid erkend te worden als het maar door de kinderen en hun ouders erkend wordt. Een beweging kan beginnen bij maar één persoon, maar als iets gaat rollen, kan er veel meer gaan gebeuren. Leerkrachten moeten hun vrijheid voelen en zelf de kans grijpen die vrijheid uit te breiden. Stapje voor stapje win je vertrouwen van je kinderen, de ouders, de school. Er zijn altijd mensen op de wereld die oorlog zullen veroorzaken. Er is een kracht van vrijheid, autonomie en eigenzinnigheid nodig om dat te stoppen.”

Dit is een sterk gereduceerde indruk van het gesprek dat Marcel van Herpen voerde met Toshiro Kanamori op een Onderwijsavond in Driebergen. Het hele Nederlandse onderwijs- en opvoedveld kon in september 2012 met Kanamori (toen 66 jaar) kennismaken en bijna 5.000 mensen raakten onder de indruk van diens ‘lessen’ - en vooral zijn aanwezigheid - op meer dan 17 locaties door het hele land. 

Dit is een blog/artikel dat eerder werd gepubliceerd op hetkind.org – het platform voor onderwijs en opvoeding waarvan stichting NIVOZ initiator is. Duizenden onderwijsmensen vinden er inspiratie en legitimatie voor hun pedagogisch handelen. NIVOZ is partner van stichting Nationale OnderwijsWeek (NOW).

 

 

Blijf op de hoogte

Winnaars, evenementen, onderwijsnieuws als je niets wilt missen, meld je je hier eenvoudig aan voor de nieuwsbrief.