Opgeven is geen optie in het onderwijs

10 april 2017 • Saskia de Bruijne | HetKind.org • Nationale Onderwijsweek
Stockbeeld

Een bezoek aan o.a. project De Nieuwe Kans in Rotterdam Feijenoord door de Coalitie van hetkind eind januari brengt Saskia de Bruijne, directeur van basisschool de Kleine Wereld in Rotterdam, tot de conclusie dat het veel leerlingen in het leven goed gaat. Maar haar reflectie brengt haar ook bij het waartoe en waarom van de bijna 7000 jongeren tussen de 18 en de 26 jaar die in deze stad leven zonder diploma, zonder kans op werk en met een scheepslading vol problemen. ‘Wij zijn het aan ons beroep en aan onszelf verplicht om duurzame, betekenisvolle relaties aan te gaan met onze leerlingen en daarvan de consequenties te aanvaarden’, is de oproep van deze directeur.

Het zijn de ineengedoken figuren op het bankje in het park, de schreeuwerds die zich tegen het klimrek op de speelplaats draperen, de spiedende gedaanten die vanonder hun hoodies voorbijgangers checken.  Alleen al in Rotterdam leven zevenduizend jonge mensen zonder enig perspectief op een volwaardige plek in de maatschappij. Het zijn de jongeren die wij, mensen met opleidingen, banen en gezinnen, liever niet ’s avonds op straat tegenkomen. Als het kan, lopen we met een grote boog om ze heen.

Deze jonge mensen zaten tien jaar geleden op school. Bij ons op school. We kennen ze allemaal: het  kind dat nooit deed wat we vroegen. De jongen met de grote bek. Dat mannetje dat tot vervelens toe  om aandacht bedelde. Het stille meisje dat je bijna zou vergeten en waar maar weinig ‘bij’ zat. Het nerveuze kind dat altijd liep te klagen. Die meid die niet vooruit te branden was met die onwillige ouders. Het kind dat écht niet in de groep paste, omdat het zo’n negatieve invloed had op de rest en natuurlijk dat kereltje dat werd gepest, maar er zelf toch ook een aandeel had.

Met de meeste kinderen in Nederland komt het goed. Ze vinden ergens een plek waar ze zich gewenst voelen. Deze zevenduizend kinderen vonden die plek niet.  Zij hebben niet het gevoel gehad dat ze er bij hoorden. Ze zijn verloren gelopen. Voor een klein deel van deze jongeren keert het tij, doordat zij via justitie of een andere instantie terechtkomen bij een bijzonder project, zoals bijvoorbeeld De Nieuwe Kans in Rotterdam Feijenoord. Voor het grootste deel van deze groep is dat echter niet zo. Ze gaan op in criminele en/of hallucinerende werelden en worden onbereikbaar.  Ze horen niet meer bij de maatschappij, ze zijn de maatschappij alleen tot last.

Moeten we  ons in het onderwijs eigenlijk niet te pletter schamen dat we dit laten gebeuren?
Hoe is ons vak zo dichtgeslibd, dat er geen ruimte is voor de kinderen die meer aandacht en tijd van ons vergen? Voor deze zevenduizend mensen kunnen wij het niet meer goed maken, maar we kunnen vanaf nu zorgen dat er geen kinderen meer doorheen glippen. Dat we actief worden aan de voorkant, zodat we niet hoeven te repareren aan de achterkant.

Dit is de maatschappelijke opdracht van het onderwijs, van óns.  Wij moeten er voor zorgen dat jonge mensen niet verloren lopen. Wij moeten er alles aan doen om ze te laten merken dat ze er bij horen. Ongeacht hun gedrag, ongeacht hun ouders, ongeacht wat anderen ervan vinden, onvoorwaardelijk. Ook, en juist als het moeilijk wordt, en ook als het onmogelijk lijkt, hebben wij de plicht het kind vast te houden, niet los te laten.

Wij zijn het aan ons beroep en aan onszelf verplicht om duurzame, betekenisvolle relaties aan te gaan met onze leerlingen en daarvan de consequenties te aanvaarden. Ieder kind moet weten dat het gezien en gehoord wordt, dat het er mag zijn. Hebben we zelf niet het vermogen om dat te doen, dan vinden we een vervanger. Opgeven is echter geen optie. Het ligt namelijk niet aan het kind. Hoe onaangepast, vervelend, brutaal, verlegen, stoïcijns, onaangenaam of gemeen het zich ook kan gedragen; Het ligt niet aan het kind, nooit.

Het is nogal een opdracht. Misschien lijkt het een onmogelijke, maar dat is niet zo. Als we weer zelf na gaan denken over wat er werkelijk toe doet, dan zorgen we dat we tijd maken voor het gesprek met onze leerlingen en elkaar, zodat we elkaar leren kennen. Dan onderzoeken we wat onze werkelijke verplichtingen zijn, en laten we ons niet verblinden door aannames over wat moet. Dan concluderen we dat onze enige opdracht is, dat we het mogelijk maken dat alle kinderen zich optimaal ontwikkelen en hun plek vinden in onze samenleving.  Dan bedenken we dat we niemand mogen uitsluiten, dat niemand buiten de boot mag vallen. Dan stellen we het kind werkelijk centraal en richten we ons onderwijs opnieuw in, rondom het kind. Want daar draait het om. Het draait om het kind.

Juist nu het steeds normaler lijkt om mensen buiten te sluiten, om mensen weg te sturen als ze anders zijn, hebben wij als medewerkers van het onderwijs een belangrijke rol. Laten wij alsjeblieft het lef tonen om te laten zien dat we er zijn voor ieder kind, hoe dan ook. Het lef om de menselijke relatie, de pedagogiek, uitgangspunt te laten zijn van ons onderwijs. Het lef om verantwoordelijkheid te nemen en te vertrouwen op wat ons hart ons ingeeft.

Saskia de Bruijne is directeur van OBS De Kleine Wereld in Rotterdam-Kralingen

Dit artikel is eerder verschenen in www.hetkind.org op 18 februari 2017. 

Blijf op de hoogte

Winnaars, evenementen, onderwijsnieuws als je niets wilt missen, meld je je hier eenvoudig aan voor de nieuwsbrief.